Gregoriaanse missie
De Gregoriaanse missie werd in het jaar 596 door Gregorius de Grote naar het koninkrijk Kent, in het latere Engeland, gezonden om daar de Angelsaksen tot het christendom te bekeren. Onder leiding van Augustinus van Canterbury slaagde deze missie in haar doel. Op het moment van het overlijden van de laatste oorspronkelijke missionaris, bijna zestig jaar later (in 653), was het christendom in het zuiden van Brittannië naar later bleek definitief gevestigd. Samen met de Ierse en Frankische missies werden ook andere delen van Britannia bekeerd. Ook beïnvloedde de Gregoriaanse missie de Iers-Schotse missie naar het vasteland van Europa.
Kort na de tijd dat het Romeinse Rijk in 410 haar legioenen uit de provincie Britannia, kregen de oostelijke kuststreken van het eiland te maken met de invasie van een aantal heidense West-Germaanse stammen, die later in de vijfde eeuw, naar het lijkt de controle wisten te verkrijgen over Kent en andere kustgebieden. In de late 6e eeuw stuurde paus Gregorius een groep missionarissen naar het koninkrijk Kent om Æthelberht, de koning van Kent te bekeren. Diens vrouw, Bertha van Kent, was een Frankische prinses en een praktiserend christen. Voorafgaand aan zijn Brits avontuur was Augustinus de prior van Gregorius' eigen klooster in Rome. Gregorius bereidde de weg voor de missie voor door steun te vragen en te verkrijgen van de Frankische heersers over de gebieden, die Augustinus op weg naar Britannia moest doorkruisen.
In 597 kwamen de veertig missionarissen in Kent aan. Zij kregen van Æthelberht toestemming om in zijn hoofdstad Canterbury vrijelijk te prediken. Al snel konden de missionarissen Gregorius over hun eerste bekeringen berichten. De exacte datum van Æthelberhts bekering is onbekend, maar moet voor 601 hebben plaatsgevonden. Een tweede groep van monniken en geestelijken werd in 601 uitgezonden. Zij brachten boeken en andere noodzakelijke voorwerpen voor het nieuwe gestichte bisdom mee. Gregorius verhief Augustinus bij deze gelegenheid als metropoliet van het zuidelijk deel van de Britse eilanden. Hij gaf hem de macht over de geestelijkheid van de inheemse Britten, maar in een reeks vergaderingen met Augustinus weigerden deze, daar al veel eerder gevestigde Keltische bisschoppen, om Augustinus' gezag te erkennen.